En zo is het alweer dinsdag. Vandaag gaan we met een Jeep
naar Tangkahan verder naar de Jungle. Alles zit weer in de rugzakken, die
keurig op het dak van de Jeep worden vastgemaakt. Fedlin komt tussen Ruud en mij inzetten want
er is niet genoeg plek helemaal achterin. We verlaten direct de weg die nog
asfalt had en hobbelen door het gebied heen. Het is direct indrukwekkend als je
ziet hoe uitgestrekt het gebied is. Onvoorstelbaar en dan gaan wij nog maar een
klein stukje van Sumatra zien. Toerisme is er zeker wel maar nog lang niet zo
overweldigend als op Balie en Java. En de meeste toersten,80 % , zijn
Nederlanders. Diegenen die wij
tegenkomen, praten allemaal Brabants en Limburgs, zal wel iets met de
vakantiespreiding te maken hebben. Maar
je komt ook steeds dezelfde mensen tegen, dus het lijkt veel maar dat valt dus
reuze mee.
We rijden door en palmolie plantage. Nou leuk om te zien
denk je dan, maar als deze plantages zich kilometer naar kilometer blijven
aandienen, en als blijkt dat overal waar je kijkt er sprake is van een
plantage, heb je toch een minder goed gevoel. Ja het is groen en rustig, hier
een daar iemand die de vruchten plukt of wat ander werk verricht. Maar je ziet
nu pas goed met je eigen ogen hoeveel prachtig natuur heeft moeten wijken voor
deze plantages. Wat er dus allemaal verdwenen is voor heel veel van hetzelfde
dat in rechte lijnen is aangelegd.
De dorpjes, waar de mensen wonen die voor de plantages
werken zien er vooral armmoedig uit, met wel weer overal hele aardige mensen.
Ze leven in grote afstand van de bewoonde wereld en veel onderwijs voor de
kinderen is er niet . En vertelt Adam, werk je niet meer voor de plantage dan
kun je er eigenlijk niet blijven wonen. We
zien voornamelijk Palmolie plantages, soms Rubberbomen. In het beschermd gebied
waar we gisteren waren, werd ook latex van de bomen gewonnen, maar door zeer
voorzichtig met de bast om te gaan zodat de boom niet blijvend beschadigd
wordt. De plantages zijn in het bezit,
hoofdzakelijk van eigenaren of bedrijven
uit Singapore en Maleisië die Sumatra wel als hun achterland,
productiemogelijkheid hebben ontdekt jaren terug. De inwoners van Sumatra
verdienen overigens gemiddeld meer dan de overige inwoners van Indonesië, dit
doordat er veel bedrijven zich hier gevestigd hebben en er veel van deze
plantages zijn. Dit heeft natuurlijk alles te maken met de natuurlijke
hulpbronnen maar ook met de ligging zo dicht bij Singapore.
Overigens kun je dat
“hoge” inkomen niet aflezen aan de gemiddelde bewoner die wij tegenkomen. Er is
hier nog genoeg te verbeteren voor de gemiddelde bewoner.
We crossen door de plantages verder en komen uiteindelijk in
Tangkahan. Een dorpje dat er wel was maar dat door een jonge ondernemer op de
kaart is gezet. Ook dit dorp grenst aan het natuurgebied. Bij het oversteken
van het water kom je weer in het beschermd gebied. Met een hele simpel
veerpontje worden we overgezet, en klauteren we omhoog naar onze Eco lodge.
Want deze Mega, zo heet deze ondernemer, heeft zelf daar een Eco lodge gebouwd
. Gebouwtjes van natuurlijk materiaal waar je kan verblijven, met een soort van
douche (ehm) en een wc, redelijk schoon. Zeer primitief. In een soort van Tarzan onderkomen kun je
lekker zitten en eten en natuurlijk wat eten. Prima plek met mooi uitzicht op de rivier en het oerwoud.
Die middag gaan we met de olifanten mee, maar Fedlin en
Felipe gaan eerst kopje onder in de rivier, heerlijk water. De Sumatraanse olifanten
komen ons ophalen. Mooi om te zien. We gaan met 2 personen erop zitten samen
met de persoon die de olifant “ stuurt” of “ drijft” , ik weet niet goed hoe je
dat noemt. En zo maken we een tochtje door de rivier, door het bos, op de rug
van deze aardige beesten die soms ook wel wat eigenwijs blijken te zijn. Na ruim een uur bereiken we hun
verblijfplaats. We drinken wat en dan is het toch echt tijd om de olifanten in
de rivier te gaan wassen. Maar op dat moment breekt er ook echt een enorme regenbui
los en we zijn allemaal echt drijfnat.
Felipe en Fedlin schrobben de olifanten samen met een paar andere
bezoekers. Het is leuk om te zien. Ze worden op hun beurt door deze beesten ook
lekker nat gespoten, maar ja , dat waren ze toch al. De bedoeling is dat we
lopend naar de lodge teruggaan maar het is zo super slecht weer dat we
besluiten ook hier met de tubes terug te gaan over de rivier. In de stromende
regen gaan we op de tubes zitten en werkelijk alles is drijfnat. Gelukkig is er
plastic voor onze rugzak. Maar o wat een weer, compleet met onweer. Het is
natuurlijk wel weer super om zo op een paar bandjes door de rivier te drijven
in oorverdovend kletterend onweer. Bij aankomst proberen we wat schoon en droog
te worden en komen we bij met een kopje thee, want tja ook al ben je in een subtropisch
klimaat, dat wil niet zeggen dat je het niet koud kan krijgen.
Ook hier is er geen internet, geen stroom de hele dag door
en weinig aan sanitair. Kijk en daar kom je dan toch van bij. Zeker als later
in de Mega Inn, blijkt dat de jeugd van Tangkahan komen gitaar spelen en
zingen. Het blijkt een koortje te zijn waar ook Ruud bij kan. Maar Fedlin zit
de hele avond bij deze lui lekker mee te zingen en even later zijn wij er ook.
De gidsen rammelen met alles ritmisch mee wat ze maar kunnen vinden en het is
al snel supergezellig. De eigenaar
vertelde ons nog dat hij dit centrumpje heeft opgebouwd. Hij kon dat omdat het
grond van zijn vader was, maar het geld dat hij nodig had verdiende hij bij de
rubberplantage van zijn vader, en daarnaast bouwde hij door. Iedereen
verklaarde hem voor gek, maar nu boeken veel reisagentschappen bij hem
overnachtingen en jungle treks ed. Hij heeft werk gecreëerd voor vele inwoners,
en de natuur wordt weer in ere herstelt in ieder geval in het bewustzijn bij
velen. Leuk om te horen hoe zoiets dan,
hoe primitief ook met creativiteit en doorzetten van de grond komt. Onze kids
houden van comfort, en mopperen bij aankomst. Maar de volgende ochtend zeiden
beiden: leuke plek, super gezellig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten